Neurologie

Leerboek voor de ambulanceverpleegkundige

8.3 Ambulancezorgverlening bij bewustzijnsstoornissen

Bij een gedaald bewustzijn bestaat altijd een bedreigende situatie. Wanneer de patiënt verward en

gedesoriënteerd is, kan hij niet meer adequaat reageren op zijn omgeving. Als er sprake is van een

verdere daling vanhet bewustzijn, worden de vitale functies bedreigd. Er is kans op aspiratie en op afsluiting

van de luchtweg door braaksel of door de tong en het strottenklepje. Ademhaling en bloedsomloop

worden vaak insufficiënt.

Primair van belang is het veiligstellen van de ABC’s.

Onderkennen van de specifieke oorzaak van de bewustzijnsdaling kan helpen om verergering van het beeld

te voorkomen en te bevorderen dat de patiënt snel de juiste behandeling krijgt.

8.3.1 Onderzoek

Bij het benaderen van een patiënt met een bewustzijnsstoornis dient men zich rekenschap te geven van

de situatie en de omgeving. Hiermee wordt vaak duidelijk in welke richting moet worden gedacht voor het

onderkennen van de oorzaak. Ligt de patiënt ziek in bed, dan is een meningitis waarschijnlijker dan een traumatisch

hersenletsel. Is de patiënt bewusteloos aangetroffen nadat hij tegen een boom is gereden, dan is traumatisch letsel

waarschijnlijk, maar kunnen ook bijvoorbeeld alcohol of epilepsie een rol spelen. Zoals steeds moet ook hierbij begonnen

worden met de primary survey. Indien daarbij belangrijke afwijkingen worden onderkend, worden deze direct behandeld.

Een eerste indruk van het bewustzijn wordt tijdens de primary survey opgedaan met de AVPU-methode.

Bij een patiënt die een verlaagd bewustzijn heeft, of die net weer is bijgekomen, is het belangrijk

antwoord te krijgen op een aantal vragen. Indien de patiënt zelf deze informatie niet kan verschaffen,

kunnen familieleden of omstanders wellicht behulpzaam zijn. Het gaat met name om de volgende vragen:

❚ Wat is er gebeurd?

❚ Wanneer zijn de klachten ontstaan en hoe hebben de klachten zich ontwikkeld?

❚ Hoe lang is de patiënt bewusteloos of bewusteloos geweest?

❚ Hebben zich trekkingen voorgedaan, en zo ja, hoe zagen deze eruit; heeft de patiënt dit vaker meegemaakt?

❚ Kan de patiënt alles goed bewegen; is het gevoel overal normaal; is de spraak normaal?

❚ Heeft de patiënt last van hoofdpijn, pijn in de nek, misselijkheid, braken?

❚ Heeft de patiënt koorts?

❚ Is de patiënt bekend met bepaalde ziekten; welke medicatie gebruikt hij; heeft hij alcohol of drugs gebruikt?

❚ Hoe voelt de patiënt zich nu als hij is bijgekomen; is er verwardheid of geheugenverlies?

Bij het onderzoek van een patiënt met een verlaagd bewustzijn wordt bepaald hoe de patiënt scoort op de Glasgow Coma Schaal.

Een patiënt met een score van E1M5V2 of minder geldt als bewusteloos. Tegelijkertijd wordt er gekeken of

de bewegingen van beide armen en beide benen symmetrisch zijn. Als er een links-rechts-verschil bestaat (lateralisatie),

dan heeft het bewustzijnsverlies meestal een lokale oorzaak.

De reactie van de pupillen op lichtinval wordt bekeken. Indien één van beide pupillen wijder is dan de andere

en niet of traag op licht reageert, is er sprake van een lokale aandoening van de hersenen, waarbij het hersenweefsel aan de zijde

van de wijde pupil ernstig in de verdrukking is. Uiteraard moet er rekening worden gehouden met de kleine kans dat de

patiënt pupilverwijdende oogdruppels heeft gebruikt of een glazen oog heeft. Zijn beide pupillen wijd en lichtstijf, dan

bestaat er een ernstig zuurstoftekort in het gehele brein of is er sprake van inklemming. Zijn beide pupillen opvallend

nauw (pinpoint), dan heeft de patiënt mogelijk opiaten gebruikt (zie figuur 5).

Bij het lichamelijk onderzoek kunnen verwondingen aan het hoofd opvallen, zoals bloed of liquor uit neus of oor bij een

schedelbasisfractuur, of een oneffenheid aan de schedel bij een impressiefractuur.

Is er geen sprake van een ongeval, dan moet gericht worden onderzocht of nekstijfheid bestaat.

Het bloedsuiker moet worden gemeten indien de patiënt bekend is met suikerziekte, maar ook

bij iedere andere patiënt bij wie de oorzaak van de bewustzijnsdaling niet direct vaststaat.

De bloeddruk moet bij herhaling worden gemeten en ook het hartritme en de saturatie moeten worden gemonitord.